Dochter vermoorde mensenrechtenverdediger Berta Cáceres doet aangifte tegen FMO

Op 28 juni 2022 heeft Bertha Zúñiga Cáceres aangifte gedaan tegen Nederlandse ontwikkelingsbank FMO. De aanklachten zijn medeplichtigheid aan corruptie, witwassen, geldverduistering en geweld in Honduras.

De zaak begon op 2 maart 2016, toen Berta Cáceres, mensenrechtenverdediger werkend met organisatie COPINH dat PBI sinds 2016 begeleidt, werd doodgeschoten in haar eigen huis. Berta leidde de protesten tegen de komst van een Agua Zarca waterkrachtcentrale in de vorm van een dam in de regio Rio Blanco. De komst van de dam werd tegengewerkt vanwege de enorme gevolgen die deze aanleg zou hebben op het leefgebied van de inheemse Lenca gemeenschap. De waterkrachtcentrale zou grote delen van hun land laten overstromen, waardoor de toegang tot levensmiddelen, water en medicijnen zou worden afgesneden.

Roberto David Castillo, eigenaar van het bedrijf DESA dat het contract voor de aanleg van de centrale had gewonnen, is schuldig bevonden aan zowel het plannen van de moord als het inhuren van een huurmoordenaar. Hij heeft hiervoor een celstraf van 22 jaar opgelegd gekregen. Ook zijn meerdere medewerkers van het bedrijf van Castillo schuldig bevonden voor hun rol bij de moord op Berta Cáceres.

Dat er onrust heerste in de regio, was volgens de Volkskrant al duidelijk voor de financiering verstrekt werd. Verschillende NGOs hebben hun kennis van spanningen in de regio geuit. Ook heeft Berta Cáceres zelf een brief gestuurd naar de FMO. Dit hadden waarschuwingssignalen moeten zijn voor de FMO. In plaats daarvan lijkt de bank in hun eigen onderzoek stevig te hebben geleund op de info die verstrekt is door DESA, het bedrijf van Roberto David Castillo. De FMO besloot daarop te investeren in het Agua Zarca project. Wout Albers, de advocaat van Bertha Zúñiga Cáceres en organisatie COPINH, zegt dat de FMO ‘roekeloos’ is geweest in de financiering.

De aangifte van Bertha Zúñiga Cáceres kwam na meerdere gesprekken met FMO over hun mogelijke medeverantwoordelijkheid voor de moord op haar moeder. Hierin werd voor haar duidelijk dat de FMO bepaalde zaken achterhield, wat haar aanspoorde tot een civiele zaak tegen de ontwikkelingsbank in 2018. Hierover is nog geen uitspraak gedaan. Daarom volgde op 28 juni de strafrechtelijke aangifte.

De FMO zegt in een statement zich te distantiëren van de beschuldigingen maar volledige medewerking te bieden aan het onderzoek.

Tags |