In 2022 heeft PBI met alle entiteiten een due diligence campagne uitgevoerd met als doel: meer aandacht te vragen voor de connectie tussen business en human rights. Lees hieronder meer over de campagne en de onderwerpen.
De campagne is uitgevoerd via de sociale media van PBI Nederland en is terug te vinden op onze pagina’s zoals Facebook, Twitter & Instagram.
De topics van de posts vroegen aandacht voor bijvoorbeeld supply chains en de negatieve impact die bedrijven hebben op mensenrechten en op het klimaat en de leefomgeving van mensen, maar ook over beleid zoals het Europese Unie (EU) Corporate Due Diligence Directive.
Supply Chains
Wereldwijde supply chains beschrijven het wereldwijde netwerk van bedrijven in een productieproces: van de aankoop van grondstoffen tot de verdere verwerking tot het kant-en-klare product. Veel producten worden vervaardigd in landen met lage arbeids- en productiekosten om de winst van het bedrijf te maximaliseren.
Grote bedrijven maken te vaak winst ten koste van anderen. Mensenrechtenschendingen en milieuvernietiging worden bewust geaccepteerd. Dit is mogelijk omdat er nog steeds geen bindende internationale wetgeving is om het milieu en de mensenrechten in wereldwijde supply chains te beschermen.
Daarom eisen wij een duurzame effectieve Corporate Due Diligence Directive van de EU.
EU Corporate Due Diligence
Met een EU-richtlijn voor Corporate Due Diligence zullen Europese bedrijven ook verantwoordelijk zijn voor de productiestappen in andere landen. Naleving van de zorgvuldigheidseisen zou dan ook voor niet-Europese producenten juridisch bindend zijn. Op die manier worden mensenrechtenschendingen tegengegaan.
Daarom heeft PBI een paar specifieke eisen voor de EU:
- Vrijwaringsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat bedrijven aanvallen op en represailles tegen mensenrechtenverdedigers niet tolereren. Dit geldt niet alleen voor hun eigen bedrijfspraktijken, maar ook als zij via zakenrelaties en particuliere dienstverleners in hun supply chains met dergelijke aanvallen in verband worden gebracht.
- De wetgeving moet een zinvolle betrokkenheid van belanghebbenden inhouden – met name lokale mensenrechtenverdedigers moeten regelmatig worden geraadpleegd. Een eerlijk, cultureel gevoelig proces voor vrijwillige, voorafgaand geïnformeerde toestemming van lokale en inheemse gemeenschappen is vereist.
- Slachtoffers van mensenrechtenschendingen moeten toegang krijgen tot rechtsmiddelen. Zo kunnen bedrijven ter verantwoording worden geroepen. Dit moet ook een juridische verantwoordelijkheid inhouden voor de particuliere beveiligingsbedrijven die zij in dienst hebben.
- De wetgeving moet zich uitstrekken tot alle banken en de bredere financiële sector waarvan de financiering schendingen van de mensenrechten veroorzaakt of daartoe bijdraagt.
PBI komt situaties met betrekking tot Corporate Due Diligence ook tegen in het veld. Lokale gemeenschappen, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers zijn belangrijke en goed geïnformeerde actoren die potentiële risico’s en bestaande effecten van economische activiteiten op de mensenrechten kunnen identificeren. Zij hebben uitgebreide kennis van de plaats waar deze economische activiteiten plaatsvinden en zijn goed op de hoogte van de behoeften en ontwikkelingsprioriteiten van de lokale gemeenschappen. PBI roept daarom op tot uitgebreid overleg met de betrokken mensen, vertegenwoordigers van de gemeenschap, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten gedurende het hele project, te beginnen voordat de vergunningen worden afgegeven en de investeringen worden gedaan. Lees meer over de situaties in Guatemala, Mexico en Honduras via de links naar de Facebook posts.