In april van dit jaar hebben meer dan 120 maatschappelijke organisaties, waaronder het Centro de Derechos Humanos de la Montaña Tlachinollan en het Centro de Derechos Humanos Paso del Norte –beide begeleidt door PBI–, een rapport gepresenteerd aan het ‘Comité tegen Foltering van de Verenigde Naties. Dit rapport beschrijft uitvoerig gevallen van marteling, straffeloosheid en de mensenrechtencrisis in de periode van 2012 tot 2019 in Mexico.
Volgens het rapport worden marteling evenals wrede, onmenselijke of onterende behandeling systematisch uitgeoefend in Mexico en komt voor in verschillende omgevingen, zoals: militaire installaties, gevangenissen, gezondheidscentra, psychiatrische ziekenhuizen, detentiecentra voor migranten, jeugdgevangenissen, en ook gedurende het gebruik van openbare macht tijdens demonstraties. Dit rapport houdt ook rekening met de verschillende profielen en ervaringen van slachtoffers van marteling en mishandeling omdat deze handelingen vaak verschillende patronen en effecten vertonen, afhankelijk of het slachtoffer mannelijk of vrouwelijk, volwassene of kind, nationaal of migrant, persoon met een handicap, persoon beroofd van vrijheid, zwangere vrouw, transseksueel persoon, et cetera is. Het overmatig toepassen van voorarrest heeft bijvoorbeeld een aanzienlijke impact op de vrouwelijke bevolking. Ten eerste omdat het percentage van gearresteerde vrouwen in gevangenissen groter is dan dat van mannen. Bovendien moeten veel van hen in centra blijven waar ook mannen verblijven, waar ze meer risico lopen op misbruik. Vrouwen zijn ook slachtoffer van het zogenoemde “verloskundige geweld” dat bestaat uit het niet verkrijgen van de voorafgaande, vrije en geïnformeerde toestemming van de patiënten om invasieve medische en soms onomkeerbare behandelingen uit te voeren, zoals gedwongen sterilisatie of slechte behandeling tijdens en na de bevalling, die in veel gevallen de dood van de moeder tot gevolg hebben. Deze praktijken gebeuren vaker op inheemse arme vrouwen en volgt een patroon van handelingen door medisch en niet-medisch personeel, wat uiteindelijk een vorm van discriminatie is.
Marteling komt ook voor in uitzonderlijke situaties, zoals de recente ‘karavanen van migranten’ waar bepaalde instanties, in plaats van het helpen van deze kwetsbare groepen, hun mensenrechten hebben geschonden. In Mexico is het immigratiebeleid dat de afgelopen jaren is uitgevoerd, een bestrijdingsbeleid geweest, gekenmerkt door vervolging, detentie en systematische deportatie. Het werd versterkt met het Programa Integral de la Frontera Sur (PFS) in 2014, waarmee slechts één jaar na de implementatie de migratieoperaties toenamen en de detenties van migranten stegen met 73%. Volgens cijfers van het Nationaal Instituut voor Migratie (INM), zijn er in de laatste 5 jaar meer dan 740.000 buitenlanders gearresteerd in Mexico, waarvan 88% voornamelijk afkomstig is uit El Salvador, Honduras, Guatemala en Nicaragua.
Tegelijkertijd bestaan bepaalde algemene patronen en structurele oorzaken die effect hebben op bijna alle slachtoffers van marteling, en deze praktijken bestendigen in de verschillende geanalyseerde omgevingen. Een daarvan is de straffeloosheid omdat de documentatie en het onderzoek van de gevallen worden gemaakt zonder rekening houden met de internationale normen. Vaak worden de melders en ook familieleden van de slachtoffers zelf beschuldigd en worden de onderzoeken op deze manier belemmerd. In Mexico is er een algemeen patroon dat illegaal bewijsmateriaal genereert, wat begint met de willekeurige detentie van mensen. Verschillende soorten van fysiek, psychisch en seksueel geweld worden uitgeoefend vanaf de
arrestatie en tijdens het verblijf in overheidsinstellingen, vaak zonder dat mensen toegang krijgen tot hun advocaten, families of een medisch onderzoek naar hun verwondingen. Op deze manier zijn mensen gedwongen om zichzelf te beschuldigen of om bewijs tegen anderen te produceren. Een concreet mechanisme dat het onderzoek en de bestraffing van foltering en mishandeling belemmert, is het medisch-psychologisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door dezelfde betrokken instellingen. Het medisch personeel dat de gedetineerde personen fysiek onderzoekt, registreert niet of minimaliseert de aanwezige verwondingen. Omdat marteling niet kan worden bewezen, wordt het niet als een misdrijf erkend. Zonder onderzoek blijven de slachtoffers opnieuw kwetsbaar en zonder toegang tot gerechtelijkheid.
Aan de andere kant blijft Mexico nog steeds een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor journalisten en mensenrechtenverdedigers: door wijdverspreid geweld, in combinatie met politiek geweld vanwege hun werk, zijn ze geplaatst in een situatie van risico’s waarbij ze worden geconfronteerd met intimidatie, bedreigingen, fysieke aanvallen, willekeurige arrestaties, criminalisering, marteling en zelfs moord. Deze aanvallen komen voornamelijk van de Staat, en ten tweede van individuen, voornamelijk bedrijven en georganiseerde misdaad. Alleen al in de laatste presidentiële periode (2012-2018) werden 161 mensen die zich inzetten voor de verdediging van de mensenrechten vermoord en de organisatie ARTIKEL 19 documenteerde 2.530 aanvallen tegen journalisten, waaronder 47 moorden. Bij deze cijfers komen nog 14 mensen die sinds de inauguratie van de nieuwe president zijn gedood, dat is sinds 1 december 2018 met inbegrip van een aantal begunstigden van het huidige ‘Mechanisme voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers en journalisten’. Veel van dat geweld heeft een gendercomponent, in de afgelopen zes jaar werden 448 vrouwelijke journalisten aangevallen met bedreigingen en pesterijen.
Het rapport wijst er ook op dat de meest significante vooruitgang van de Mexicaanse Staat tijdens de onderzoeksperiode heeft plaatsgevonden door middel van wetgevende maatregelen, met name de ‘Algemene wet voor preventie, onderzoek en bestraffing van foltering en wrede onmenselijke of onterende behandeling (LGPIST). Hoewel deze wet een zeer belangrijke stap vooruit is ten opzichte van eerdere wetgeving, staat deze ook voor grote uitdagingen in de uitvoering ervan. Dit komt omdat ongeveer de helft van de 32 Mexicaanse staten de speciale parketten voor onderzoek naar marteling niet hebben opgericht ondanks dat de deadline hiervoor al anderhalf jaar verlopen is. Op dezelfde wijze werkt het nationale register van foltering, vastgelegd in de LGPIST, niet. Een andere belangrijke stap vooruit in deze periode is een hoger niveau van de inwerkingtreding van eerlijke procesvoering en bescherming van de mensenrechten in strafprocedures op het hele nationale grondgebied.
Ten slotte wordt in het rapport uiteengezet dat de oprichting van een gemilitariseerde Nationale Garde en het verhogen van de lijst van strafbare feiten waar preventieve detentie toegestaan is –de twee laatste voorstellen van de federale regering en het Congres van de Unie–, kan het risico op foltering en andere mensenrechtenschendingen verhogen.
Hier het volledig rapport (in het Spaans).